Dag 18: Confrontaties

afbeelding van bellis

Als businesspartners die net een winstverliezend project hebben beeindigd, spraken wij aan de telefoon gisteravond. Zakelijkheid. Dit is 'het nieuwe ons'. Geen gevoel, geen emotie. Kom tot mij in afstandelijke zakelijkheid. Wanneer hij zijn verhuizing uit dit huis heeft geregeld; a.s. zondag of maandag. De laatste financiele afspraken. Hij heeft natuurlijk weer geen geld; excuses, excuses. Alsof ik met deze excuses de gezamenlijke rekeningen tijdens zijn afwezigheid had kunnen betalen. Klein kind dat je bent.

De automatische piloot stuurt; geroutineerd, gelaten. Zo'n afstand. Hij vraagt hoe het met me gaat, bijna struikelend, maar ik geef geen antwoord. Maakt het wat uit? Zal het wat veranderen? Wat kan er nog worden gedaan? Wat ik voel, hoe ik me voel, als ik het hem vertellen zou, is mijn enige wens dat hij hier naartoe komt, dat hij als dezelfde bezetene hierheen sjeest--snel, snel lieverd, ik kan niet wachten, zoals hij dat eerst deed, vroeger, veel vroeger terug. Ik zie een filmisch fragment waarbij hij binnenstormt en me zegt dat het een fout was, dat hij niet zonder me kan. De innige omhelzing, waarbij je vergeet waar jouw armen beginnen en de zijne ophouden. En daarna samen liggend, met glimlachen van vaseline en honing--in zo'n 'aww, kijk toch eens, toch allemaal goed gekomen tussen die twee' film-video clip.

Fuck it. Ik weet: dit gebeurd niet. En ik gebruik mijn kracht en energie om elk gevoel voor hem af te schermen. Wat overblijft is een muur van waarachter ik mezelf hoor praten. Als die spullen niet worden opgehaald dit weekend staan ze op straat; maandag komt grofvuil. Geen medelijden meer. Je bent nu bijna een maand weg, tijd om orde op zaken te stellen, wegloper. Ik wil je afwezigheid niet meer zien in je aanwezige spullen die hier staan. Dat hij me begrijpt is niet eens een troost--meer een bevestiging dat de vogel allang gevlogen is.

Dan hang ik op. Snel. Gehaast. En dan kan het weer even. Het breekpunt. Het ongeloof dat dit is wat er van ons is geworden. De kilheid. De desinteresse. De afstand. Zoveel kracht en moeite het kost om mijn gevoel uit te zetten, in die paar minuten aan de telefoon--en dan ben ik op, en leeg, in de uren die erna volgen. Reddeloos in bed, met dezelfde levensloze staar als de muur waar ik tegenaan kijk, me afvragend waar mijn uitgang is, waar ik in hemelsnaam naartoe kan om dit gevoel, deze allesomvattende pijn in elke porie in mijn lijf, eruit kan krijgen. Cold turkey.

Eerder die avond, een gezamelijke vriend op bezoek. Ik moet dit vermijden, eigenlijk, het contact met mensen die zo met hem verbonden zijn. In al die mensen, zie ik zijn gezicht, voel ik zijn aanwezigheid, zie ik hem weer. Ik wil de verhalen niet horen, dat hij helemaal nog niet bezig is met het verwerkingsproces, dat zijn leven gewoon z'n gangetje gaat--alleen zonder mij. Dat hij nog lekker doorgaat met zijn dingetjes, helemaal niet zoals ik de hel doormaak van het afscheid, het einde. En ook al wordt mij verteld dat zijn verwerking gaat komen, over een tijdje, dat zijn vriend dat eerder zo heeft meegemaakt, zelfs dat maakt mijn pijn er niet minder op nu. Want verdriet om iemand die er zelf geen diep verdriet van schijnt te ondervinden nu, is alleen maar nog meer verdriet er bovenop.

afbeelding van eeffie

Want verdriet om iemand die e

Want verdriet om iemand die er zelf geen diep verdriet van schijnt te ondervinden nu, is alleen maar nog meer verdriet er bovenop.

Klopt maar, als hij dan gaat voelen, verwerken, verdriet krijgen gaat het wel dieper want uitgestelde pijn is lijdende pijn.

Schrijf je eigenlijk als beroep?
Eeffie