Gedichtje

afbeelding van chenin

Ik zit hier zo allen,
Geen warmte om me heen,
Geen hand die mijn haren streelt
Geen mens die mijn gedachten deelt.

Morgen draaf ik weer door de straten,
Sta er weer onzinnig te praten,
Mensen staren je dan aan,
Je laat ze maar weer gaan.

In je hersens woelen schimmen
Die boven je uit gaan klimmer,
Je snapt niet waarom je leeft,
Plots voel je dat je beeft.

Je hebt schrik...

Je wil dan maar gaan slapen
Om je van alles af te maken.
Je kruipt vermoeid in je nest
En daar voel je dan best
Hoe koud het is alleen,
Zonder die warmte om je heen.

Zonder dat vertrouwde beeld
Waarmee je altijd verder leeft,
Zonder die warme adem in je gezicht,
Zodat je nog uren wakker ligt.

Je hebt schrik...

Je neemt dan mar een boek,
Maar je gedachten zijn weer zoek.
Je hebt trek in een sigaret
En kruipt dan weer uit bed.

Je blaast rook in dichte kringen
En ziet weer vele dingen...
Dingen, die mooi zijn en stil
Dingen, die dof zijn en kil.

Plots verlang je zo naar een bloem en de zon,
De tijd toen je nog spelen kon.
Je voelt de warmte binnensluipen,
Hoewel het nog koud is daarbuiten.

Je voelt je bloed weer stromen
En wacht om weer tot bij haar te komen.

Toch heb je schrik...

Schrik om de kamer te verlaten
Omdat je dan weer moet praten
Schrik, dat iemand je komt storen
Om dan weer te horen
Hoe zinloos gepraat
Je illusies aan stukken slaat...

Ik zit hier zo alleen
Geen warmte om me heen,
Geen hand die mijn haren streelt
Geen mens die mijn gedachten deelt.