Naïef

afbeelding van Vallen

Hij kwam gisteren de sleutel van zijn kot halen, want ik had die nog. Ik wou hem die gewoon geven en de voordeur terug sluiten maar hij wou twee minuutjes binnenkomen. Van zodra hij binnen was pakte hij me vast. Hij zei eerst iets van dat ik niet wéér moest beginnen wenen, en of ik al de hele dag geweend had (zo ongeveer ja). En toen fluisterde hij dat hij me graag zag. Ik vroeg wat ik daar nu onder moest verstaan. Dat hij het nu wel zeker wist, zei hij. Ik geloofde het eerst niet. Ik heb wel drie keer gevraagd of hij dat nu écht meende. Toen hij vroeg of ik blij was, zei ik: ongelooflijk.
Ergens zei mijn hoofd (ik voel me een hoofdpersonage in een stomme film, of melig stationsromannetje: "mijn hoofd zei van nee, mijn mijn hart riep ja!", jawadde!) dat ik hem niet mocht geloven, dat dit wat snel was om te beslissen. Maar het klonk zo mooi, en ik wou het gewoon geloven.

Het was twee uur 's nachts toen hij een berichtje stuurde. Waar hij op zijn woorden terugkwam, dat hij niet tegen mij wou liegen, dat hij niet voor 100% zeker was.
Ik weet dat hij het zo niet bedoelt, maar ik voel me aan het lijntje gehouden. Ik hou me vast aan dat sprankeltje hoop dat hij me toch graag genoeg ziet om bij mij te blijven. En ik ben geen voorstander van "hoop". Ik weet dat ik teleurgesteld ga worden.

We gaan straks samen eten. Ik weet niet waar ik met mezelf ga moeten blijven, hoe ik me ga moeten gedragen, wat ik ga moeten zeggen.

(P.S. Als je dit ook leest, en ik heb een vermoeden dat je dat zal doen, voel je a.u.b. niet schuldig hé, ik weet dat je dat ook niet wil.)