Het kan me niet schelen of je me een zwakkeling of een klojo vindt.
Het kan me niet schelen dat je bloed kookt wanneer je aan me denkt.
Het kan me niet schelen wat je van me vindt.
Het kan me niet schelen dat je me het liefste in een giertank wil gooien.
Ik geef mijn vermogen om om iemand te geven niet weg, alleen omdat jij dat wel doet. Als ik dat opgeef, geef ik de hele wereld op, met jou, mij en iedereen erin. Ik steek mezelf niet neer, alleen omdat jij dat doet of hebt gedaan. Als we dat allebei doen, hebben we niks aan elkaar.
Ik zal naar je lachen, naar jou waardoor ik zoveel heb geleden.
Ik zal je de kans geven om te herinneren wat geven-om is, wanneer je dat openlijk vergeet.
Er is geen weg meer terug. Nooit meer mag ik in mijn eigen smoesjes geloven. Dat recht heb ik opgegeven toen ik het mes oppakte dat mij keer op keer stak. Het is... bevrijdend.
Als het alleen maar om mij-mij-mij en mijn verdriet gaat, dan is mij-mij-mij en mijn verdriet overal en in iedereen. Andere mensen bestaan dan niet meer, ze zijn allemaal een variant op alleen mij-mij-mij en mijn verdriet. Dan is er toch niemand op de wereld om van te houden? Dan is de wereld toch beroofd van mensen om van te houden?
Daarom... zal ik naar je lachen.
Je hoeft mijn liefde niet te begrijpen. Als mijn liefde waardevol voor je is, neem het aan en koester het. Als je het niet herkent, dan hoop ik dat je het in de toekomst of ergens anders wel herkent.
Jij kan ook om iemand geven, jij hebt het in je om lief te hebben. Geef het niet op, koester het! Als het verandert in een schaduw van wat het had kunnen zijn, ruil dan je angst in voor liefde.